.

maandag 25 juni 2018


HET GETAL: Hoofdstuk 3



De vloer lag beduidend lager, dan de straat waar hij zo lang had staan wachten en waar hij afscheid van zijn moeder had genomen. Hij struikelde en viel op zijn knieën en verbeet de pijn, die door hem heen gleed. Voorzichtig hief hij zijn hoofd op en keek om zich heen. De deur werd met een klap gesloten, Degene, die daar verantwoordelijk was, bleek een magere jongeman te zijn, gekleed in een grijze wollen pij, die hem met een doordringende blik aankeek. Hij stond aarzelend op en keek naar de grond, zonder iets te zeggen. De lemen vloer was schoon, maar droeg de sporen van de vele voeten, die hier passeerden. Het kleine vertrek werd verlicht door een simpele olielamp, die statig en fier brandde. Toen hij eindelijk om zich heen durfde te kijken, was de jongeman verdwenen. Toch voelde hij dat onzichtbare ogen hem bespiedden.

Dit is een test.”, schoot door hem heen en hij bleef stokstijf staan. Achter de dunne muren klonk het geluid van voetstappen en zacht gemompel. De geur van vers brood bereikte zijn neus en in de verte klonk een vaag geroep. De wanden van deze, kleine, ontvangstkamer waren bedekt met symbolen in okertinten. Hij begreep deze tekeningen niet, maar raakte langzamerhand in de ban van zoiets onbegrijpelijks en fascinerends.

Buiten begonnen koeien te loeien, die bij de slachthuizen bijeen werden gedreven. Hij schrok van deze geluiden, die echter werden overstemd door gezang. Ergens in het gebouw werd een eredienst gehouden. Hij herkende klanken en een melodie, die in zijn geboortedorp ook had geklonken bij vieringen en festivals. Maar deze zang boorde een diepere laag in zijn bewustzijn aan en zijn gedachten leken mee te trillen op de maat van het gezang.

Ondanks alles voelde hij geen angst. Onwetendheid en voorzichtigheid, maar geen angst. Het gebouw ademde een sfeer van zowel grote ouderdom en van jeugdige dynamiek. De symbolen en afbeeldingen op de muren leken tegen hem te spreken, hoewel hij die nog niet verstond. Het waren allemaal indrukken en gevoelens, die hij nooit als zodanig had ervaren. Het gezand hield abrupt op, gevolgd door het geluid van voetstappen. Onbewust rechtte hij zijn rug, vlak voordat een oude man, de kamer betrad. Deze keek hem indringend aan en hij voelde hoe zijn blikken hem taxeerden, wogen, conclusies trokken. Zonder een woord te spreken, draaide de man zich stram om en gebaarde hem te volgen.

De tocht bracht hem door smalle gangen, over trappen en galerijen. Hij had geen moeite de man te volgen en besefte al snel dat ze omhoog gingen, naar de achterzijde van dit kolossale gebouw. Het merendeel van de bewoners waren verdwenen en sliepen waarschijnlijk in de kleine cellen, waar hij af en toe een blik in kon werpen. Hij zag een simpel bed, een waterkan en een eenvoudige lamp. Uiteindelijk stonden ze op het dak van het gebouw. Boven hen torende de citadel, waarboven de keizerlijke banier wapperde. De stad leek even tot rust te zijn gekomen, voordat het ochtendlicht het leven weer zou aanwakkeren. Hem werd niet veel tijd gegund om de stad goed te bekijken. Zijn gids daalde voorzichtig een steile trap af, die uitkwam bij een grote deur, die met koperen ornamenten was beslagen. Door met zijn schouder tegen de deur te duwen, gleed deze vrijwel geruisloos open. Voor hem lag een grote zaal, met een groot aantal bedden. Sommige leken beslapen, op andere waren mensen, die in slaap. De enige toorts, die de ruimte verlichtte, sputterde en leek soms te doven. Langzaam liep de oude man tussen de bedden door, om tenslotte halt te houden bij een leeg bed.

Nog steeds hadden ze geen woord gewisseld en dat zou ook gebeuren. Zijn begeleider keek hem vanonder zijn grijze wenkbrauwen aan, knikte en was binnen paar tellen verdwenen.

Uitgeput van alle indrukken ging hij op het bed liggen en sloot zijn ogen. Maar de ruimte was koud en winderig. Gelukkig lagen er een aantal huiden en doeken onder zijn bed, waar hij zich in wikkelde.

Al snel viel hij, uitgeput na deze enerverende dagen, in slaap. Pas de volgende ochtend ontdekte hij de ruwe, wollen kleding, die hij verwacht werd te dragen. Voor het eerst van zijn leven droeg hij sandalen! Zijn oude, versleten herderskleding verborg hij onder zijn slaapplaats. De nieuwe kleding leek hem te transformeren. Al snel kreeg hij te horen, dat hij een andere naam had gekregen. Alle banden met zijn verleden waren verbroken. Hij wist intuïtief, dat hij zijn ouders nooit meer terug zou zien.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten