1
GELOOF&WETENSCHAP
CHARLES DARWINS ‘STRUGGLE FOR FAITH’
Pieter Gorissen
Richard Dawkins beschouwt Charles Darwin als zijn belangrijkste broeder in het ongeloof: ‘An atheist before Darwin could have said, following Hume: "I have no explanation for complex biological design. All I know is that God isn’t a good explanation, so we must wait and hope that somebody comes up with a better one." I can’t help feeling that such a position, though logically sound, would have left one feeling pretty unsatisfied, and that although atheism might have been logically tenable before Darwin, Darwin made it possible to be an intellectually fulfilled atheist.’ Dawkins staat in een traditie die teruggaat op de pleidooien van Thomas Huxley in Darwins eigen dagen. De effectiviteit van deze langdurige campagne kan moeilijk betwist worden. Velen associëren de evolutietheorie met het atheïsme. Ook voor veel christenen vormen ‘Charles Darwin’ en ‘ongeloof’ synoniemen. Een maar weinig gestelde vraag is, hoe stond de christelijk opgevoede Charles hier zelf in? Vormden geloof en wetenschap (op den duur) tegengestelde grootheden in zijn leven? Voerde hij een innerlijke strijd op dit gebied? In welke mate werden zijn religieuze overtuigingen beïnvloed door wat hij ontdekte? Zag hij zich (uiteindelijk) voor de keus gesteld om te kiezen tussen God en de evolutietheorie?
DARWIN-INDUSTRIE
Charles gooide bijna niets weg van wat hij opschreef. Een aantekening op een uitgescheurde bladzijde, brieven, van commentaar voorziene overdrukken, geheime dagboeknotities, (auto)biografische bespiegelingen, alles werd zorgvuldig bewaard. We weten daardoor zoveel van hem (naast zijn negentien boeken!) dat zich een heuse ‘Darwin-industrie’ kon ontwikkelen. Wereldwijd houden talloze academici zich continu bezig met zijn nalatenschap én met elkaars analyses. Een goede gids in dit woud van informatie is het bijna duizend bladzijden tellende Darwin: De biografie van Adrian Desmond en James Moore. In dit boek, dat door velen is bestempeld als dé definitieve biografie, zien we Charles in zijn sociale en culturele context. Hierdoor wordt inzichtelijk wat deze bescheiden gentleman, die veel te verliezen had, ertoe dreef om er van die ketterse ideeën op na te houden. De basisgegevens van dit artikel zijn ontleend aan deze biografie van Desmond & Moore (bioloog resp. theoloog/geschiedkundige).
JEUGD EN STUDIE
Charles Robert Darwin werd op 12 februari 1809 geboren in het gezin van Robert Waring Darwin en Susannah Wedgwood. Zijn opa van vaders kant was Erasmus Darwin, een vrijdenker. Hij schreef het geneeskundig-evolutionaire boek Zoonomia. Opa van moederskant, Josiah Wedgwood (grondlegger van het gelijknamige aardewerkimperium), stond bekend als een toegewijd christen. Hij behoorde tot de unitaristen, een christelijke stroming die de trinitarische leer en goddelijkheid van Jezus verwerpen. Dit gemengde klimaat van christendom en vrijdenkerij was ook kenmerkend voor het gezin waarin Charles opgroeide. Pa was, evenals opa Darwin, een vrijdenker. Dat hield hij 2
evenwel binnenskamers uit vrees dat het zijn maatschappelijke positie als arts en landjonker zou schaden. Het was ook vanwege die positie dat hij Charles in de Anglicaanse kerk liet dopen. Susannah was wel gelovig. Zij nam haar zoon elke zondag mee naar de unitaristische kerk. Diezelfde denominatie kleurde ook zijn basisonderwijs.
Kort na Charles’ achtste verjaardag overlijdt Susannah, waarna tienerzus Caroline de opvoeding voor haar rekening neemt. Caroline deelt haar moeders vroomheid en onderwerpt de jonge Charles aan een strenge tucht. Hieraan weet hij pas te ontsnappen als hij op de kostschool van eerwaarde Samuel Butler zit. Caroline zou zich evenwel altijd verantwoordelijk blijven voelen voor Charles. Vanaf het moment dat hij in Edinburgh geneeskunde studeert, ontstaat een intensieve briefwisseling tussen de twee. Daarbij gaat het geregeld over geestelijke zaken. Zo spoort ze hem aan de Bijbel te gaan lezen zodat hij zou leren ‘wat gevoeld en gedaan moest worden om na de dood in de hemel te komen’. De reden daarvan steekt ze niet onder stoelen of banken: ‘Ik vermoed dat je nog niet bereid bent om de gelofte te doen.’ Charles reageerde hierop toegeeflijk, maar gaf ook aan veel te houden van de evangeliën. Zijn studie in Edinburgh werd vroegtijdig afgebroken. De colleges verveelden hem en hij walgde van de anatomielessen omdat hij niet tegen bloed kon.
Een jaar later gaat Charles naar Cambridge om aan Christ’s College een opleiding tot geestelijke binnen de Anglicaanse kerk te volgen. The Evidence of Christianity Derived from its Nature and Reception van John Bird Sumner hadden hem hier mede toe overgehaald. Door dit boek besefte Charles dat Jezus daadwerkelijk bestaan had en dat wij ‘enkel en alleen door de goddelijkheid [van Jezus] de reeks tekenen en waarschijnlijkheden [kunnen] verklaren’. Gaandeweg de studie temperde zijn enthousiasme. Op een eerlijk moment bekende hij een vriend dat als de bisschop hem zou vragen of hij werkelijk innerlijk werd gedreven en bewogen door de Heilige Geest om in dienst van de kerk te treden, hij dit ontkennend zou moeten beantwoorden. De werken van William Paley beurden hem echter vaak weer op, met name A view of the Evidences of Christianity, waarin door middel van deducties het bestaan van God, de mogelijkheid van openbaring en wonderen, de goddelijkheid van Jezus en de betrouwbaarheid van de evangeliën werd bewezen. Delen van dit boek kende Charles uit het hoofd. Dat gold ook voor Paley’s Natural Theology. Hierin wordt geconstateerd dat alle schepsels ingewikkelde constructies zijn en voortreffelijk afgestemd op hun leefomgeving. Het is duidelijk dat deze ‘ontwerpen’ verwijzen naar een Ontwerper, op dezelfde manier als een horloge naar een horlogemaker verwijst. En omdat wij het ‘kunstwerk’ kennen, kunnen we ook iets zeggen over de eigenschappen van de Kunstenaar. Paley: ‘Waar ik mijn oog op een voorjaarsmorgen of een zomeravond ook laat vallen, talloze gelukkige schepsels verschijnen in mijn blikveld.’ De schepping wijst op een liefdevolle en almachtige Schepper. 3
ONTDEKKINGEN
Na het behalen van zijn bul in Cambridge besluit Charles zijn wijding tot priester nog even op te schorten. Op voorspraak van prof. John Stevens Henslow belandt hij op de Beagle, het schip dat hem in vijf jaar rond de wereld zou voeren. Deze reis zou hij later typeren als ‘de belangrijkste gebeurtenis van mijn leven’. Er is weinig informatie over Charles’ geloofsleven in deze periode. Wat we wel weten uit de reisverslagen is dat hij bijvoorbeeld hartelijk werd uitgelachen door een aantal officieren toen hij ‘de Bijbel aanhaalde als onweerlegbare autoriteit op het gebied van een of andere morele kwestie’. In Buenos Aires bezoekt Charles een dienst van de Rooms-Katholieke Kerk die hem aanspreekt omdat deze ‘vergeleken met de protestantse [dienst] van veel meer hartstocht getuigt’. Achteraf zou hij over de Beagle-tijd opmerken dat hij ‘geen enkele twijfel had over de strikte en letterlijke waarheid van elk woord […] in de Bijbel’. Toch zou zijn toekomst niet in de geestelijkheid liggen. De geologie en het natuuronderzoek blijken zijn grote passies te zijn.
Na thuiskomst in Engeland zou het nog ruim twintig jaar duren voordat Charles zijn theorie over evolutie door natuurlijke selectie openbaar maakte in zijn beroemdste publicatie Over het ontstaan van soorten. Tot die tijd vertrouwde hij zijn ideeën alleen toe aan geheime dagboeken. Hij vreesde de negatieve reacties die het in de academische wereld – die nauw verbonden was met de kerk – zou oproepen. Te beweren dat soorten niet ineens en onveranderlijk waren geschapen, maar geleidelijk en ‘uit elkaar’, was regelrechte ketterij. Toen hij hierover eens bij een vriend zijn hart luchtte, was dit alsof hij een ‘moordbekentenis’ aflegde. De geestelijke in spe voelde zich geregeld een ‘kapelaan van de duivel’.
Charles sprak thuis zo min mogelijk over de strijd die in zijn binnenste woedde. In 1839 was hij getrouwd met Emma Wedgwood. Emma staat bekend als een zeer gelovige vrouw die zich geregeld zorgen maakte over de geloofstwijfels van haar man. Aan de vooravond van hun huwelijk had ze hem geschreven: ‘Ik vrees dat onze meningen over het belangrijkste onderwerp sterk verschillen. Mijn verstand zegt dat oprechte en gewetensvolle twijfels geen zonde kunnen zijn, maar mijn gevoel zegt mij dat het een pijnlijke kloof tussen ons zal worden.’ Het zouden profetische woorden blijken te zijn.
Toen hun oogappeltje Annie op tienjarige leeftijd overleed, was het voor Charles gedaan met het christelijk geloof. Hij ondervond aan het sterfbed van zijn dochtertje wat hij ook in de natuur waarnam: een meedogenloze strijd om het bestaan. Annie deelde in de ‘onbeholpen, verspillend , stompzinnige en afschuwelijk wrede werken der natuur’ (een typering die Charles gebruikt vlak voordat hij begint aan zijn Ontstaan van soorten en kort na het overlijden van zijn jongste zoontje Charles Waring), en ook nu was er geen God geweest die op bovennatuurlijke wijze had ingegrepen. Het betekende voor hem een regelrechte falsificatie van Paley’s kijk op de schepping, die alleen het complexe en mooie kon verklaren. In die trant schrijft hij aan botanicus Asa Gray: ‘Waarom al die ellende als alles door God is bepaald? Ik kan mijzelf er niet van overtuigen dat een weldoende en almachtige God de Ichneumonidae [sluipwespen] opzettelijk zo 4
geschapen heeft dat zij zich voeden met levende rupsen.’ Later kon Charles zich überhaupt niet meer voorstellen dat iemand nog kon wensen dat het christelijk geloof het ware was. Het Nieuwe Testament maakte immers duidelijk dat ‘mensen die niet geloven, en daartoe zouden ook mijn vader, mijn broer en bijna al mijn beste vrienden behoren, eeuwig gestraft worden (...) dat maakt het tot een weerzinwekkende leer.’
In Over het ontstaan van soorten neemt Charles evenwel geen stelling in tegen het bestaan van God of het christelijk geloof. Hij gebruikt zo’n honderd keer het woord ‘schepping’ of een equivalent daarvan. De ontwerpgedachte is zelfs herkenbaar in het slotbetoog: ‘There is grandeur in this view of life, with its several powers, having been originally breathed by the Creator into a few forms or into one; and that, whilst this planet has gone cycling on according to the fixed law of gravity, from so simple a beginning endless forms most beautiful and most wonderful have been, and are being, evolved.’ De woorden ‘by the Creator’ worden overigens pas vanaf de tweede druk vermeld. Wat juist in de tweede druk verdwijnt is het openingscitaat van Francis Bacon: ‘Let no man (…) think or maintain that a man can search too far or be too well studied in the book of God’s word or in the book of God’s works (…), but rather let man endeavour an endless progress or proficiency in both.’
LAATSTE JAREN
Als Charles op leeftijd is en Over het ontstaan van soorten een bestseller blijkt, ontvangt hij uit allerlei landen brieven van voorgangers en evangelisten over zijn geloofsleven. De antwoorden die hij terugschrijft zijn vrij expliciet: ‘Het spijt me u te moeten berichten dat ik niet geloof in de Bijbel als goddelijke openbaring en derhalve evenmin in Jezus Christus als zoon van God.’ Nee, hij ‘geloofde niet dat er ooit een openbaring was geweest. En wat het leven na de dood betreft, daar moet een ieder zelf maar een keus maken tussen tegenstrijdige en onduidelijke waarschijnlijkheden’. Het hiernamaals bleef Charles wel achtervolgen. Emma had hem ooit in een brief aangegeven bang te zijn dat hij door zijn twijfels Christus’ openbaring van het eeuwige leven zou opgeven en zo zijn verlossing zou verspelen. Het zou een ramp zijn ‘als ik zou denken dat wij elkaar niet eeuwig toebehoren’, schreef ze. Over deze brief zei Charles op latere leeftijd tegen Emma: ‘Als ik dood ben, weet dan dat ik dit menigmaal gekust en beweend heb.’
‘Geloof je nog in God?’ ‘Zijn theïsme en evolutieleer verenigbaar?’ Toen die vragen aan de oude Charles gesteld werden gaf hij aan ‘nooit of te nimmer een atheïst [te zijn] geweest in die zin dat hij het bestaan van God had ontkend’. Daartoe bestond ook geen aanleiding. Met een verwijzing naar Charles Kingsley en Asa Gray zei Charles – Dawkins ten spijt – dat je zonder twijfel ‘een fervent theïst én evolutionist [kunt] zijn’. Charles liet ook Gray’s Natural Selection is not inconsistent with Natural Theology importeren en verspreiden.
Eind 2008 kwam de Nederlandse vertaling van het boek van Desmond & Moore uit. Voor die gelegenheid interviewde de Volkskrant op 25 okt. 2008 James Moore. Moore benadrukt in het interview dat het ‘een algemene misvatting [is] om te denken dat religie en wetenschap in Darwins tijd tegenover elkaar stonden. In die tijd wás er gewoon niets anders dan een religieus wereldbeeld – "de wetenschap" bestond nog niet’. Charles probeerde veeleer zijn bevindingen in te passen binnen zijn gelovige kijk op het leven: ‘Zijn Ontstaan [der soorten] is een argument dat Gods 5
natuurwetten wil verklaren. Darwin was het erom te doen miraculeuze scheppingsverhalen in de ban te doen, niet God van zijn troon te stoten.’ Janet Brown schrijft over deze ‘aanval’ op de toen gangbare uitleg van Genesis: ‘Hoe verrassend het ook lijkt, er was niet veel langdurige oppositie tegen Darwins boek op grond van het feit dat het het scheppingsverhaal in twijfel trok. Sinds de Verlichting hadden bijbelgeleerden christenen steeds sterker aangemoedigd de vroege verhalen te zien als krachtige metaforen in plaats van letterlijke beschrijvingen. Bijbels fundamentalisme is eerder een hedendaags dan een victoriaans verschijnsel.’ Wat meer gevreesd werd door de kerk was dat de evolutietheorie haar rol bij het bewaken van de zeden en sociale stabiliteit zou ondermijnen.
Voordat Charles in de Westminster Abbey op 26 april 1882 ter ruste werd gelegd stelde The Standard in een terugblik op zijn leven dat ‘echte christenen de belangrijkste wetenschappelijke feiten van de evolutie kunnen aanvaarden, zoals ze ook doen bij de sterrenkunde en de geologie, zonder vooringenomen houding jegens oudere en gekoesterde overtuigingen.’ Hiermee kon Charles dus van harte instemmen, al zou hij zich nooit tot de ‘echte christenen’ rekenen: ‘Ik denk dat ik mijn geestestoestand over het algemeen (en naarmate ik ouder word steeds meer), maar niet altijd, het best kan beschrijven als die van een agnost.’
Elizabeth Reid, alias ‘Lady Hope’, verspreidde het gerucht dat Charles op zijn sterfbed heeft gezegd: ‘Ik wenste wel dat ik nooit mijn evolutietheorie had verkondigd!’ Hij zou de evangeliste ook hebben gesmeekt een menigte mensen te verzamelen tot wie hij kon spreken over Jezus en zijn zaligheid. Charles’ dochter Henrietta heeft dit verhaal naar het rijk der fabelen verwezen; zo ook James Moore in The Darwin Legend na uitvoerig onderzoek. Geloof en twijfel zouden tot het laatst om voorrang strijden bij Charles. Zijn laatste woorden waren voor zijn geliefde Emma: ‘Ik ben helemaal niet bang om dood te gaan.’
LITERATUUR
Browne, J. 2008. Over het ontstaan van soorten van Darwin. Een biografie. Mets & Schilt Uitgevers Amsterdam.
Darwin. C.R. (vert. Lamaker, F). 2000. De autobiografie van Charles Darwin. 1809-1882. De oorspronkelijke versie. Uitgeverij Nieuwezijds, Amsterdam.
Desmond, A. en Moore, J. 2008. Darwin. De biografie. Nieuw Amsterdam Uitgevers, Amsterdam.
Sydow, M. von. 2005. Charles Darwin: A Christian Undermining Christianity? On Self-Undermining Dynamics of Ideas Between Belief and Science. In: D.M. Knight & M. Eddy, Science and Beliefs: From Natural Philosophy to Natural Science, 1700-1900. Ashgate, Burlington.
Drs. Pieter Gorissen (1975) studeerde Regionale Geografie aan de Rijksuniversiteit Groningen en Bijbelse en Systematische Theologie aan de Evangelische Theologische Academie te Steenwijk. Momenteel werkt hij als planoloog op een bureau voor stedenbouw en ruimtelijke ordening. Daarnaast volgt hij de Master Missionaire Gemeente aan de Theologische Universiteit Kampen (Broederweg).
Geen opmerkingen:
Een reactie posten