DE
KERSTSTAL VAN GROOTVADER
Jelle
drukte zijn neus tegen de ruit van de bakkerij aan de Voorstraat. De
etalage was volgepakt met suikerbroden, kerstkransen en marsepein.
Zijn maag rammelde bij het zien van al dat lekkers. Er was de
afgelopen dagen veel sneeuw gevallen en de weinige automobielen, die
Harlingen rijk was, bleven steken in de sneeuwhopen. Zwarte Jan, de
kolenhandelaar trok een zware kar door de rulle sneeuw, geholpen door
zijn zoons. De scholen waren al een week gesloten om kolen te sparen.
Maar daar werd Jelle niet blij van. Nu had hij nog meer tijd om te
piekeren.
Na
Sinterklaas was het bij Jelle thuis de gewoonte om de kerststal op te
zetten. Dat deed vader, terwijl ze allemaal, moeder, de zusjes en
hij, toekeken.
De
kerststal was gemaakt door grootvader. Hij had de beelden van Jozef,
Maria en het kindeke Jezus gesneden en geverfd. Ook de drie koningen,
de herders en de beesten waren prachtig. Elk jaar werd de kerststal
op dezelfde plaats opgebouwd, naast de warme kachel.
Maar
dit jaar was de kerststal nog steeds niet opgezet. En dat was ook de
reden waarom Jelle zo piekerde en somber was.
Vader,
die als 1e stuurman op een vrachtschip voer, was nog steeds niet met
de boot uit Amsterdam gearriveerd. Elke dag liep hij de pier af en
keek naar de schepen, die af en aan voeren. Maar Jelle's vader was
niet aan boord. Moeder was al een paar keer bij de rederij
langsgegaan om navraag te doen. Maar wisten ze ook niet veel meert
vader's schip op tijd uit Rio de Janeiro was vertrokken.
Nu
was het al bijna kerstavond en vader had de stal nog steeds niet op
kunnen zetten.
Jelle
liep de stil geworden Voorstaat af en sloeg de donkere steeg in, die
naar de Lanen voerde. Hier had vader jaren geleden een huisje
gekocht. In de steeg begon hij plotseling te rennen en glibbered en
glijdend rende hij de Lanen af. Hij zag al van verre, dat er licht
brandde in de voorkamer van hun huis en dat er mensen voor de deur
stonden.
Jelle
schrok, zou er slecht nieuws zijn? Hij begon nog harder te rennen.
Zonder iets te zeggen duwde hij buurman Honnema aan de kant en
stormde naar binnen. Het eerste dat hij zag, was dat de kerststal
naast de kachel stond. Jelle tuimelde kamer in en daar zat vader, in
zijn gebruikelijke stoel. Zijn plunjebaal lag nog op de grond, zijn
jas erbovenop gelegd. Met een kreet van vreugde sprong Jelle bovenop
zijn vader. De stoel wankelde en vader wist nog maar net zijn
evenwicht te bewaren.
“Zo
jongen,”, zei de zeeman. “Wat ben ik blij om je te zien!”
Jelle duwde zijn gezicht diep in vaders baard. Hij rook naar zout en
tabak.
Het
huisje aan de Lanen vulde zich met buren en bekenden. Moeder stuurde
Jelle's zus naar de winkel om chocolademelk. Het huisje puilde uit,
iedereen was blij. Alle Harlinger zeelui waren dit jaar heelhuids
thuisgekomen.
Wie
er met het zingen van kerstliederen is begonnen, vertelt deze
geschiedenis niet. Maar de de trekzak was van Blauwe Kees, die op elk
feestje te vinden was. Pas ton het klokje van gehoorzaamheid, om tien
voor tien, sloeg, liep het huisje leeg.
Jelle,
die eigenlijk al lang in de bedstee had moeten liggen, zat de hele
avond dicht bij de kerststal. Het gezang en de vrolijkheid vergetend,
tuurde hij naar de beeldjes in de stal.
Grootvader
had iets aan het traditionele kerst-tafreel toegevoegd. Aan de voeten
van Jezus lag een jonge herdershond. Dat was Syt, de hond van
grootvader. Maar zij waren al jaren geleden overleden.
Jelle
ging zo op in zijn gedachten, dat hij niet zag, dat vader en moeder
gearmd voor het raam stonden. Ook hoorde hij niet, dat moeder vroeg,
wanneer hij weer naar zee moest.
“Over
drie dagen, moet ik weer naar Amsterdam. Dan zijn ze klaar met
laden.”
Hij
drukte zijn vrouw dicht tegen zich aan. “Ik breng onze zoon wel
even naar boven.” De tranen in haar ogen zag hij niet, toen hij
Jelle optilde, op zijn schouder legde en de trap opklom.
In
de besneeuwde stad begonnen de kerstklokken te luiden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten