DE
GESCHIEDENIS VAN HARLINGEN
VLUCHTELINGEN
De
eerste maal, dat Harlingen met grote groepen vluchtelingen werd
geconfronteerd, was in de 13e eeuw. Toen werd de stad Grijn ('t
Griend) door een extreme vloed verzwolgen en onbewoonbaar gemaakt.
Wat er heden ten dage van resteert is een vogelparadijs, mensen wonen
er niet meer.
De
tweede maal dat vluchtelingen hun heil in deze streken zochten, was
na de verovering van Antwerpen door de Spanjaarden tijdens de
80-jarige oorlog. De belegering begon in 1584 en eindigde een jaar
later. Vele protestanten, handelaren, geleerden, handwerkers en
kooplui, vluchtten naar de Noordelijke Nederlanden. Onder hen waren
vele doopsgezinden, waarvan er relatief veel in Harlingen terecht
kwamen. Zij vormden in latere tijden een belangrijke groep in de
stad. Bekend is de naam Roorda. Deze familie leverde twee
burgemeesters en was ook in de handel actief.
De
derde maal dat Harlingen vluchtelingen moest opvangen was in 1666.
Op
20 augustus van dat jaar liep de Harlinger bevolking uit omdat er een
grote brand zou zijn uitgebroken op West-Terschelling. Later beek dat
de Engelsen, waarmee de Nederlanden op dat moment in oorlog waren,
Terschelling en Vlieland waren binnengevallen en ruim 100
koopvaardijschepen in brand hadden gestoken. 's Middags kwamen kagen,
galjoten en allerlei andere boten, alle met talrijke vrouwen en
kinderen aan boord, die in ellendige toestand verkeerden, zonder
kleren, zonder have. Het waren de vlchtelingen van Vlieland en
Terschelling “die het toneel van den oorlog waren ontvloden”.
(Uit:
Harlingen's Historie, door dr. Ferwerda, 1934)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten