.

woensdag 29 maart 2017

Friese goudschat
rmo6de-7de eeuw, Wieuwerd, h. fibula-voetplaat 8 cm
rmo6de-7de eeuw, Wieuwerd

Deze schat uit Westergo (Friesland) telt 37 gouden sieraden, waarin soms muntjes zijn verwerkt. Met goud en kostbaarheden kon men in de vroege Middeleeuwen macht, trouw en vriendschappen onderhouden. Deze schat behoorde waarschijnlijk dan ook toe aan een Friese leider. Opvallend is dat de sieraden uit verschillende plaatsen en tijden komen. Tot de schat behoorden onder andere een 'koninklijke' mantelspeld, hangertjes, munten, bracteaten (muntplaatjes) en ringen. Meerdere vondsten van kostbaarheden in de regio Westergo duiden op een Friese aristocratie, die afwisselend vocht en handelde met de rest van Nederland. Op de terp Wijnaldum bij Harlingen werden tot voor kort nog opgravingen verricht naar de welvarende nederzetting die daar is gevonden.
Een heel bijzondere vondst werd in 1866 gedaan in Westergo (Friesland) tijdens de afgraving van een terp ten noordoosten van Wieuwerd. In een potje werden 37 gouden sieraden aangetroffen, die rond 630 begraven moeten zijn. Sommige zijn vanaf het begin als sieraad bedoeld en zijn het product van een creatieve geest; andere zijn in de loop der tijd tot sieraad geworden, zoals munten die tot hangertjes verwerkt zijn. Deze munten werden blijkbaar niet meer als betaalmiddel benut, maar werden nu gebruikt om de rijkdom van de eigenaar te tonen.
Deze schat heeft toebehoord aan een Friese leider. Gouden andere kostbaarheden waren in de Vroege Middeleeuwen immers direct gekoppeld aan macht. Door het uitdelen van geschenken kon een leider zich de trouw van onderdanen kopen, vriendschappen afsluiten en in stand houden, en vooral ook aanzien tonen. Het eigenaardige van de Goudschat van Wieuwerd is dat de voorwerpen van verschillende plaatsen komen en niet allemaal ongeveer even oud zijn. In de eerste plaats is er een voetplaat van een grote fibula gevonden, versierd met vlechtbandmotieven van gouddraad. De fibula is vergelijkbaar met die uit Friese 'koningsgraven' van Hoogebeintum en Wijnaldum. Verder werden twee hangertjes met cloisonnéwerk en twee niervormige hangertjes met filigrein-versiering gevonden. Naast twee ringen kwamen verder drie bracteaten te voorschijn. Bracteaten zijn eenzijdig geslagen muntplaatjes. Op twee exemplaren is een menselijk gezicht afgebeeld en op de derde een slangenmotief.
De 6de- en 7de-eeuwse tot hangertjes verwerkte munten, waarvan hier een voorbeeld, zijn afkomstig uit uiteenlopende plaatsen. Er bevinden zich munten bij die geslagen zijn in Constantinopel, Ravenna, Viviers, Arles, Marseille, Sevilla en Maastricht. Het is mogelijk dat de andere sieraden, zoals de fibula's, uit omgesmolten munten zijn vervaardigd.

De Goudschat van Wieuwerd, de fibula's van Wijnaldum en Hoogebeintum en de Goudschat van Dronrijp maken duidelijk dat er een elite in het 7de-eeuwse Westergo is geweest. Deze Friese aristocratie beheerste het terpengebied. Zij zou tezamen met haar volgelingen een belangrijke rol spelen in de opbloeiende Noordzeehandel. Contacten met de Franken in Zuid- en Midden-Nederland zijn er zeker geweest. Daarbij was vermoedelijk sprake van zowel samenwerking als competitie en vijandschap. In ieder geval konden de Friezen gedurende de Vroege Middeleeuwen lange tijd een eigen koers varen. Westergo lijkt daarbij een belangrijke rol toebedeeld te zijn geweest, want nergens in Nederland is er zoveel rijkdom in de vorm van goud uit de grond gekomen. Het belang van dit gebied binnen Friesland wordt nog eens onderstreept door de recente opgravingen in de terp Wijnaldum, bij Harlingen, waar sinds 1991 opgravingen zijn verricht. Het is duidelijk dat in de Vroege Middeleeuwen op deze terp een Friese heerser met zijn gevolg heeft gewoond. Naast sporen van huizen en hutkommen werd veel importaardewerk aangetroffen. Dat duidt erop dat er handel is gedreven en dat het dus om een welvarende nederzetting ging. Van groter belang zijn echter de sporen van de werkzaamheden van een edelsmid op de terp. Zo werden er gouddruppeltjes, drijfhamertjes en zilverbaartjes teruggevonden. Ook werd er aan bronsbewerking gedaan. Daarnaast zijn er aanwijzingen voor de bewerking van barnsteen en been, de productie van glaskralen, en textielarbeid. De vondsten van talrijke sieraden en munten bevestigen nog eens dat het hier om een rijke bevolking ging.
De sociale en politieke structuur in Noord-Nederland in de Vroege Middeleeuwen is niet precies bekend. De sociale verhoudingen hadden waarschijnlijk een sterk tribaal karakter met een zwak centraal gezag. Elk gebied ('kerngewest') kende mogelijk een leider, die in en buiten zijn machtsgebied in contact stond met de sociale elite. In het diplomatieke verkeer binnen dit elitenetwerk speelde de uitwisseling van goud en andere kostbaarheden een belangrijke rol. Mogelijk ontstond er onder invloed van de dreigende Frankische overheersing een nauwere samenwerking tussen de leiders van de verschillende gebieden in Noord-Nederland. Twistpunt immers tussen Franken en Friezen was het strategisch gelegen Midden-Nederlandse rivierengebied. Mogelijk dat in deze tijd de uit geschreven bronnen bekende Friese koningen Aldgisl en Radbod als oorlogsleiders van een groter gebied optraden.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten