HET
GETAL HOOFDSTUK 6
De
stad was in rep en roer. Maar niet alleen hier, ook op het omringende
platteland, was het onrustig. Op de markt werd elke reiziger
aangesproken en elke nieuw verhaal deed snel de ronde en bereikte
natuurlijk ook de leerlingen in het onderkomen van de Orde. De
veiligheidsmaatregelen werden verscherpt en vanavond was het zijn
beurt om bij de kleine toegangspoort te waken. Die dag was een grote
voorraad graan gearriveerd en de leerlingen en bedienden waren
uitgeput toen het uiteindelijk was opgeslagen en verzegeld door een
van de Meesters van de Orde. Ook hij had meegezeuld, geduwd en
getrokken, maar hij had geen mogelijkheid om direct na het avondeten
naar bed te gaan. Hem stonden nog 12 lange uren te wachten, alleen
bij de afgesloten deur; onverwarmd en slechts verlicht door een
haperende kaars.
Hij
schikte zijn en kleed op de lemen bodem, naast de deur, en ging er op
zitten. De afgelopen jaren was hij gehard en geoefend en hij kon deze
positie uren volhouden. Hij sloot de ogen en concentreerde zich op
zijn gehoor. Hij tastte de binnenruimten af. Het gebouw ademde rust
uit. Boven zich hoorde hij de slepende voetstappen van de butenwacht;
boven op het dak, waar ze een uitstekend zicht hadden op de stad, de
straten, die naar hen toevoerde en de citadel, die boven de wachters
uittorende.
De
acoustiek in het enorme gebouw was perfect. Nu was het nog stil, maar
over een aantal uren zouden de vuren worden opgestookt en vers brood
worden gebakken. Een lauwwarme, prikkelende geur verspreidde zich dan
door de gangen en trappen. De bedienden en leerlingen zouden opstaan
om voor het gemeenschappelijke ontbijt hun ochtendplichten te doen.
De kans dat hij bezoek zou krijgen van een bekende, was nihil.
Daarvoor had het graantransport teveel energie gekost en iedereen was
uitgeput in slaap gevallen. Hij meende ze zelfs te kunnen horen
snurken. De kaars sputterde en hij beschermde de vlam met zijn hand.
Er huilde een koude wind door de stad, die een weg naar binnen zocht.
Zijn
scherpe gehoor ving rumoer op uit de stad. Dat was de laatste maanden
niet ongewoon. Zeloten, opstandelingen, die streden voor vrijheid van
Rome, vielen regelmatig Romeinse soldaten aan en staken voertuigen en
voorraden in brand. De legerleiding werd gedwongen om zijn
legionnairs over steeds meer plekken te verdelen. Militair waren deze
opstandelingen geen partij, maar ze maakten dat goed door aantal en
fanatisme. De controle bij de poorten verslapte en verdween
uiteindelijk helemaal.
Het
geluid droeg ver en maakte hem dus niet ongerust. Hij herschikte zijn
mantel en richtte zijn ogen en oren naar buiten.
Het
geluid kwam dichterbij. Hij kon nu geluiden onderscheiden. Geschreeuw
en wapengeklettter, het geluid van wegrennende voetstappen en dan
opnieuw geschreeuw. Het klonk als een jagende meute. Het wild? Een
Romeinse soldaat, een huurling of een rijke handelaar? De
opstandelingen waren berucht om hun willekeur en het lot van hun
slachtoffers. Soms duurde het dagen voordat lichamen werden
opgeruimd. Zelfs het vervullen van deze plicht, was dubieus. Zelfs na
hun barbaarse moordpartijen dwongen de zeloten de bewoners en
bezoekers van de stad om partij te kiezen. Hetgeen betekende, dat
Romeinen en collaborateurs bleven liggen of hangen, op de plek waar
ze waren vermoord.
Hij
drukte zijn oor tegen de zware. Eiken deur. Hier achter was hij
veilig. Nog nooit hadden opstandige en hongerige meutes het complex
van de Orde proberen binnen te dringen. Hij hoorde het geluid van
rennende sandalen en toen deze aan de deur voorbij gingen, hoorde hij
het gekreun en gehijg van iemand, die wanhopig op de vlucht was. De
voetstappen stierven weg. Plotsklaps was het doodstil. Toen klonk er
gejuich en geschreeuw. De voetstappen kwamen dichterbij. Ook al was
hij een blinde waarnemer, hij voelde de angst en de uitputting,
Opeens klonken er vuistslagen op de deur. Geschreeuw om hulp. Het
latijn dat hij hoorde, had een zwaar buitenlands accent. Hij
verstijfde; alle mogelijkheden, die hij had konden tot een ramp
leiden. Het verbergen van een Romeinse soldaat, want dat was het, zou
de hele stad tegen hun doen keren. Hem buitensluiten betekende een
gewisse dood. Opnieuw wanhopige vuistslagen. Het geluid van de jagers
kwam dichterbij. In een impuls opende hij de poort en een jonge
Romeinse soldaat, zonder helm of zwaard, tuimelde, net als hij
eerder, bloedend de hal binnen. Hij sloot de deur en vergrendelde die
zorgvuldig. Hij maande de soldaat, die niet veel ouder kon zijn dan
hijzelf, tot stilte en luisterde aandachtig aan de deur. De kreten
van de zoekende meute kwamen dichterbij. Mensen renden door de steeg,
verdwenen, om even later weer terug te keren. Hij hield zijn adem in.
Niemand kon hebben gezien, dat hij de vluchteling binnnen liet of
toch. De stilte werd verbroken door een harde bons op de deur en een
rauwe stem eiste, dat de toegang moest worden geopend. Hij hield zich
muisstil, maar de dreunen op het eikenhout werden harder en de
joelende stemmen talrijker en luider. De wachters op het dak werden
met stenen en kluiten aarde bekogeld. De zaak dreigde volledig uit de
hand te lopen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten