WIKIPEDIA
FRISIA
de
Dom van Almenum (2)
De
Ridders van Christus waren voor de beruchte “vrijdag de 13e” op
de hoogte van de plannen van Philips de Schone, de Franse koningen.
De Orde van Tempelieren moet naarstig op zoek zijn geweest naar een
locatie, waar men onder kon duiken om uit de handen van de Franse (en
Engelse) vorst te blijven. Het moest een regio zijn met een grote
mate van autonomie, een niet al te hoog ontwikkelde bevolking en
geschikt voor economische activiteiten. Een grote “afstand” tot
de paus, die de ridders ex-communiceerde was ook belangrijk.
Een
gebied in het Zuiden (de Middellandse Zee) was daarom uitgesloten.
Het Heilige land was in beroering en definitief in handen van de
Islam en de door haar geïnspireerde legers gekomen. Het Koninkrijk
van Jeruzalem was gevallen.
Zwitserland
leek een geschikte kandidaat, alleen de Tempelieren-schat is vrijwel
zeker over zee vervoerd. Het is wel zeker, dat individuele ridders
hierheen zijn ontkomen en zich daar hebben gesetteld. Blijft over een
gebied in het Noorden.
Schotland
lijkt een geschikte kandidaat. Het is per schip vanuit La Rochelle,
via het Kanaal, eenvoudig te bereiken. De Tempelieren-schat zou hier
kunnen worden verborgen. Ook hier zien we de deelname van
Tempelridders in belangrijke veldslagen, in plaatselijke kronieken
genoemd
Toch
was de politieke situatie niet stabiel en werd de periode van Schotse
onafhankelijkheid door de Engelsen beëindigd.
Zijn
er nog andere regio's in Noord-Europa, die geschikt zijn om als
schuilplaats voor de Tempelieren te dienen.
Ik
denk, dat de Middeleeuwse Frieslanden, er waren er 7, vandaar de 7
pompe-bladen op de Friese vlag en dan met name het gedeelte, dat nu
Friesland wordt genoemd.
In
de Middeleeuwen kende Friesland een periode (800 – 1450), die de
periode van de “Friese Vrijheid” wordt genoemd. Officieel waren
de graven van Holland de baas in Friesland, maar zij werden bij Warns
verslagen en waagden geen tweede poging. De Duitse keizer en later de
Spaanse vorsten konden hun macht amper uitoefenen. Philips II
probeerde het, maar moest de reis over land naar zijn Noordelijke
gewest afbreken. De wegen waren onbegaanbaar. De Friezen waren
chauvinistisch en zeer aan hun onafhankelijkheid gehecht, het waren
formidabele krijgers en kenden een eigen taal en tradities, die
buitenstaanders uitsloot. Veel Friese steden ontwikkelden zich tot
handelsstad (Stavoren, Workum). Harlingen hoorde hier ook bij. In de
beroemde Deense Tolboeken, staat in 1192 een fluit vermeld, die als
thuishaven “Herlinghe” had. Het schip was op weg naar de Oostzee.
De omvang van de Harlinger handel met landen aan de Oostzee, zou
later toenemen. De belangrijkheid van Stavoren e.a. nam af.
Op
het stadswapen van Harlingen staat het Tempelieren-kruis. Een
duidelijke aanwijzing, maar zijn er nog andere?
In
de periode 1100 – 1212 werd Friesland getroffen door een aantal
enorme overstromingen, die het landschap en de waterwegen totaal
veranderden. Harlingen kwam toen aan zee te liggen. Deze natuurrampen
zorgden natuurlijk voor migratie, iets waar de Tempelieren, als
dekmantel gebruik van kunnen hebben gemaakt. De economische groei van
Harlingen is duidelijk zichtbaar in de 2e helft van de 13e eeuw.
Gefinancierd door de Tempelieren?
In
de directe omgeving van dde stad lag het Ludinga-klooster
(Ludingakerk), gesticht rond 1150, dat ook groeide in deze periode en
waarvan de monnikken als vechtersbazen bekend stonden. Ondergedoken
Tempelieren?
De
ridders waren bouwers van kerken en vestingen. Zij maakten hun keuzes
niet alleen om strategische, architectonische of propaganda-redenen,
maar hielden ook rekening met de energie-patronen van de aarde, de
zogenaamde ley-lijnen. Zij bouwden het liefst op plekken, waar deze
energie-banen elkaar kruisen, waardoor ze onderdeel zijn van een
globaal patroon, van ley-lijnen. De kracht van de aard-energie wordt
hier versterkt.
Vinden
we zo'n plek in Harlingen?
Ja,
en wel op de “berg van Almenum” een heuvel, die nu midden in
Harlingen ligt. Op deze bijzondere plek stond voor de komst van het
Christendom een heiligdom gewijd aan de natuurkrachten en de heidense
goden. Bij een dergelijk monument moeten we niet direct denken aan
gebouwen, maar aan bomen, vooral de eik, voor Kelten en Germanen, en
ook de Friezen een heilige boom. Alle Frieslanden kenden een
dergelijk heilig bos, bijvoorbeeld het Schakenbosch nabij Haarlem.
In
het jaar 777 kwam hieraan een einde. Onder leiding van christelijke
missionarissen werden de eiken omgehakt. Van het hout werd een
christelijke kerk gebouwd.
Vanaf
dit jaar tot op heden zijn hier katholieke en later protestantse
kerkdiensten gehouden.
De
kerk werd de st.Michaelkerk genoemd (Michael kerken liggen op
heuvels) en het gebouw (10 bij 20 meter groot) brandde tot twee maal
toe af. In de 13e eeuw werd de houten kerk afgebroken en werd een
tufstenen, twee-beukige zaalkerk gebouwd. Misschien dat de financiele
inbreng van de Tempelieren, deze bouw heeft mogelijk gemaakt. In 1771
werd de kerk “onbewoonbaar” verklaard, gesloopt, op de toren na,
en vervangen door een kruiskerk !
Geen opmerkingen:
Een reactie posten