.

donderdag 6 september 2018

HARLINGER GESCHIEDENIS

HARLINGEN EN ALMENUM “ONDER 1 DAK”
 



In 1563 kreeg Harlingen van koning Filips II van Spanje toestemming om Almenum binnen de wallen te trekken. Vanaf dat moment twistten Harlingen en Barradeel tot 1684 over de bijbehorende rechten en verplichtingen, totdat de toenmalige Friese stadhouder, Hendrik Casimir II van Nassau-Dietz, besliste dat Almenum definitief aan Harlingen toekwam. Nadat het dorp binnen de wallen van Harlingen was opgenomen, werd de oude St. Michaëlsdom op de toren na gesloopt en in 1775 vervangen door de nieuwe Grote Kerk.
Er is een Friese sage over de St. Michaëlsdom, waarin wordt gezegd dat een rode wonderdoende banier in de dom zou zijn ingemetseld, de Magnusvaan. Die is genoemd naar Magnus Forteman, een fictieve figuur, die rond het jaar 800 moet hebben geleefd en die na de verovering door de Franken in de 8e eeuw bij de stichting van de dom van Almenum betrokken is geweest.


De state lag ten noorden van Harlingen vlak achter de zeedijk.

Ontstaan Het huis wordt voor het eerst indirect in 1511 genoemd.
Geschiedenis Voor de state komt de naam in 1540 voor als ‘Gerbranda saete’ en ‘Gerbranda landen’; indirect wordt de naam van het goed in 1511 genoemd, als toenaam van de pachter. Gerbranda state is interessant, omdat de Gerbranda's in de 15de eeuw enige tijd de belangrijkste hoofdelingen van Almenum waren en daarbij ook het stadje Harlingen domineerden. Er lag in 1718 dan ook een stinswier naast.
Waarschijnlijk was de hoofdeling Bruer Eedez uit Harlingen, in 1420 een van de bondgenoten van Sicke Sjaerda, een Gerbranda. Douwe Edes Gerbranda (vermeld in 1414) was waarschijnlijk zijn broer; hij werd in 1453 door Schelte Roorda doodgeslagen op een landdag in Bolsward. Schelte verschanste zich vervolgens in de kerk van Almenum en werd uit wraak daarna door Haring van Woldens en Bonne Bonninga doodgeslagen. Rond 1468 en in 1496 wordt Douwes zoon Ede Douwez Gerbranda expliciet als stadshoofdeling van Harlingen genoemd; hij was Vetkopers georiënteerd en verschanste zich in de kerk van Almenum tegen de Franekers. Een tijdgenoot van Broer en Douwe Edes was Wibren Gerbranda, zoon van Hobbe Gerbranda; Wibren noemde zich naar de door zijn vrouw ingebrachte stins te Minnertsga "Hermana".(*1)

Evenals de hoofdelingen Tho Birdingaterp verwisselden de Gerbranda's aan het einde van de 15de eeuw hun stamhuis aan de zeedijk voor een meer landinwaarts gelegen stins, waarschijnlijk vanwege wateroverlast. In 1511 verpachte Edes zoon Douwe Gerbranda de boerderij die toen 40 pm groot en voor 17 fl. aangeslagen was, terwijl hij woonde op zijn stins Sickama te Herbayum. In 1640 was Gerbranda van niet-adellijke eigenaars nl. Gerryt Dirckx en Claes Dirckx, vermoedelijk broers. Zij verpachtten het goed aan Jarich Ninses. In 1700 is de boerderij gezamenlijk eigendom van de erfgenamen van beide broers. Volgens het floreenkohier van dat jaar waren dat “Dirck Claesen tot Stiens, Jacob Meiles, Pyter Dircx tot Marrum, Jasper en Dirck Gerrits tot Harlingen en Doccum”. In 1718 lag naast de boerderij nog wel een stinswier; in 1830 was ook deze verdwenen.



Museum Het Hannemahuis met rechts de fotozaak van Wim Smits en daarnaast de Openbare Bibliotheek. FOTO LC/ARODI BUITENWERF


In de 16de eeuw ontstond een uitgebreide fictie over de geschiedenis van de Gerbranda's. Daarin speelden ook het later verdronken buitendijkse land en de rivaliteit met andere locale families een rol. Eeuwen lang zou om de heerschappij in en rond Harlingen gevochten zijn: tussen Ludinga's, Gratinga's, Gerbranda's, en twee families die etymologiserend de namen Harnsa en Harliga droegen. Zij zouden allen sterke stinzen hebben gehad. In 1169 zouden “die van Hobbema en Gerbranda” de Ludinga's en Harliga's het recht om in de kerk voor te gaan ten offer, betwist hebben. De naam Hobbema is interessant omdat direct naast Gerbranda ‘Hobbema sate’ lag. De kroniekschrijver lijkt te suggereren dat er tussen beide staten een nauwe band bestond.(*2)>br> De ligging van Gerbranda was bijzonder strategisch: waar de Hoarnestreek en de Nieuwe Zeedijk bij elkaar komen. De wier lag ten noorden van de boerderij; van daaraf kon deze splitsing worden gecontroleerd. De grootte van het goed was oorspronkelijk omvangrijker: in 1535 had Gerbranda State nog hooilanden buitendijks, ver ten westen van Harlingen. Naderhand sloeg de zee deze weg.(*3)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten