.

vrijdag 31 augustus 2018


Het

DIERENALFABET

 

Door Jan van den Hoff

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

MANUSCRIPT

Er zijn heel wat dieren op onze planeet

en
jij wilt natuurlijk weten,

hoe elk beestje heet.

Ik heb ze speciaal voor jou

op een rijtje gezet

en

gebruikte de letters van het ALFABET.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Zij spelen een spel vaak hoog in de bomen.

Hangen aan hun staart

om aan eten te komen.

Vlak voor het donker wordt,

maakt iedereen snel,

zijn bed in een boom.

Zo slim zijn ze wel.

Ze denken vaak aan bananen,

ook in hun slaap.

Je hebt grote en kleine.

Dit dier heet een Aap.

 

 

Als je me vraagt;

waar leeft dit dier?

Is mijn antwoord:

Hoog in de bergen,

bij de rivier.

Daar spetter-spartelt

hij in het rond

en

vangt er vissen

met zijn mond.

Door zijn dikke, ruige vacht

voelt hij geen kou

of waterkracht.

Visje, visje, kijk toch uit!

Daar staat een

Beer,

met zijn grote snuit.

 

 

In Nederland leeft hij

in een kooi.

Persoonlijk vind ik

dat niet zo mooi.

Waar hij vandaan komt,

bedreigt hij mens noch dier.

Leeft er vredig

en met plezier.

Totdat de mens opeens bedacht:

dit dier heeft wel een hele mooie vacht.

Nu paraderen mannen

en vrouwen

in het rond.

In een jas gemaakt van

Chinchilla-

bont!

Men noemt dit dier

“Het schip van de woestijn’’.

Lopen door het hete zand,

dat doet hem heus geen pijn.

Want het is nu juist in dit klimaat,

dat het zijn mannetje

of haar vrouwtje staat.

Sjokkend door het hele land,

bezorgt het koopwaar

en proviand.

Wat maakt dit dier nu zo

tevree?

Het draagt zijn eigen water

met zich mee!

In de bulten op hun rug,

zit genoeg te drinken,

ook voor de weg terug.

Zie je twee bulten op een rij,

schrijf dan het woord

‘kameel’ erbij.

Maar één bult, dat is ook niet mis,

omdat het dan een

Dromedaris is!

 

 

In sprookjesverhalen

pikt deze vogel ze in.

Edelstenen, ringen,

elk glimmend ding.

 

Daarna verstopt ‘ie zijn schatten,

het is niet zo best,

stiekem in zijn eigen nest.

 

Iedereen zoekt nu naar de dief.

Men wantrouwt een vreemdeling, buurman,

lief.

Maar de buit, die lijkt verdwenen.

En menigeen, de trouwring kwijt,

staat stilletjes te wenen.

 

Gelukkig,

een slimme meid, vanuit haar bed.

Zij heeft de bestolenen gered.

De indringer, het was niet te geloven,

kwam vrolijk voorbij haar raam gevlogen.

Iedereen, die had het mis,

omdat, de dief een

Ekster is!

Op zijn hoge stelten

loopt deze vogel

statig rond.

Angst en vrees zijn

hier gelukkig ongegrond.

Want hij is zeker niet alleen,

duizenden soortgenoten

staan om hem heen.

Ze slobberen met hun

grote neus,

garnaaltjes uit het water,

dat is heus.

Wat is het mooie van dit

dieet?

Het bepaalt de kleur

van hun verenkleed.

Geen visser heeft

een beter net,

dan de deelnemers

aan dit roze

waterballet.

Oh, ja, voordat ik het vergeet.

Onthoud dat deze vogel

de Flamingo heet!

 

 

Dit dier gedraagt zich niet gewoon.

Het eet enkel blaadjes

uit de aller hoogste boom.

Eigenlijk is dat niet zo gek.

Het heeft lange poten

en een kolossale nek.

Eten ziet het voldoende

om zich heen,

maar water drinken is een

groot probleem.

Diep gebukt, de poten gespreid

moet het steeds denken

aan zijn veiligheid.

Want in het water zwemt een grote krokodil,

je snapt al wat die kanjer wil.

 

Onze held speurt om zich heen.

Voorzichtigheid is geboden.

Snel slobbert hij het water op

en verdwijnt op een draf.

Vandaag zit het er weer op,

gelukkig, denkt de

Giraffe.

Met dit dier

heb je echt een band.

Het eet rustig uit je hand of

ze likken doodgewoon

vingers

of je wangen

schoon.

Soms dan werkt ‘ie

voor de kost

en

zorgt dat een inbraak

rap wordt opgelost.

Dat doet hij,

het is heus,

met zijn bijzonder

scherpe neus.

Kijk,

de boeven verstoppen zich

in het bos.

Want de

politieHond

loopt los!

 

 

In de lucht, ter land

en in de zee,

overal maak je in de natuur

hetzelfde mee.

Een vogel, vis of rennend dier,

ze leven niet alleen voor hun plezier.

Het mag nimmer nooit vergeten,

dat vijanden ze misschien

op willen eten.

Ben je niet altijd

bij de tijd,

grote kans dat je

in andermans maag verdwijnt.

Zo ook dit dier,

diep in de zee.

Gemakkelijk heb je

het daar niet mee.

Het schiet weg als een bliksemschicht

en

spuit een donkere wolk

in je gezicht.

De aanvaller weet niet

meer waar ‘ie is

en

loopt dus mooi de Inktvis mis.

Ooit leefde in het oerwoud

een prachtig dier.

Een grote kat met stippen.

Heel stil sloop hij door het bos.

Niemand kon daaraan tippen.

Maar om zijn prachtige,

mooie vel,

schoten jagers ze dood.

Zo is het wel.

Omdat de mens een fraaie

bontjas behaagt,

zijn ze massaal

over de kling gejaagd.

 

Nu rijdt op de weg een mooie kar.

Je pa roept:

“HE, kijk een Jaguar.’’

 

 

In heel Friesland

van Harns tot aan Wynaem,

stak in vroeger tijden

men ook de kachel aan.

Men had geen vloerverwarming of CV.

Waar behielp de Fries zich in het verleden mee?

 

In alle huizen zag je door het raam

een grote, gietijzeren kachel staan.

Daarin stak men hout en kolen in de brand

en warmde zich aan …..

 

Je denkt,

waarom een verhaal, dat ik al weet?

Wel,

je snapt nu ook,

waarom een koolmees

Koolmees heet.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Ver van hier,

heel hoog in de bomen,

hangt dit dier vredig

in het groen te dromen.

Met zijn vier poten houdt het

zich vast.

Knabbelt aan bladeren, of eet soms wat bast.

Dit valt jou onmiddellijk op,

het bekijkt de wereld

op zijn kop!

Langzaam kruipt hij

door het bladerdak.

Geen haast vandaag.

Op zijn gemak.

Als je ooit eens

in het oerwoud

bent, is de

Luiaard

je niet meer onbekend.

 

 

Wat ik schrijf op dit papier?

Een versje over een heel klein dier.

Als het kouder wordt

verdwijnen ze uit het zicht

en metselen de deuren dicht.

Diep onder de grond,

het is echt waar,

zitten ze warmpjes bij elkaar.

De hele zomer hebben ze gespaard

en daarom genoeg te eten bewaard.

Deze dieren wachten op de lentezon, zodat

iedereen naar buiten kon.

 

Deze beestjes leven

in een heuse monarchie.

De Koningin

staat aan het hoofd.

Alle anderen in het nest

hebben haar trouw en ijver

beloofd.

De werksters lopen nijver in het rond

en zoeken voedsel op de grond.

Rap, rap, want Hare Majesteit wil haar eten

wel op tijd.    

                                                                                                                                                    Je vraagt je af. “Hoe heet dit dier?’’

Ik zal het je zeggen. Het is de

Mier.

Tijdens een safari

in Afrika, ben je voldaan,

als alle grote dieren

op de foto staan.

Een olifant of een giraffe.

Een troep gazellen op een draf.

Hoog in de lucht een adelaar,

zeven leeuwen bij elkaar.

Alles is nu pais en vree,

we schieten nog een kiek of twee.

 

Maar het gevaarlijkste dier

uit het hele bos, loopt

in die landen zomaar los!

Kijk,

hij ziet jouw busje staan!

Kijkt gemeen en

komt eraan!

 

Ik vertel je dit,

zodat je, op een dag, niet schrikt,

als je autoband door een boze

Neushoorn

wordt lek geprikt.

 

 

Het grootste landdier

op onze planeet?

Ik denk dat je

de naam wel weet.

In dierentuinen

kun je ze zien.

Ze vangen je pinda’s bovendien.

Ze sjokken rondjes

in het zand

en

spelen met een autoband.

Verveling doodt hier

elk plezier

voor dit kolossale dier.

 

In tropische landen,

daar wonen ze echt.

Daar worden ze

aan het werk gezet.

Ze tillen hele bomen

uit het bos

en trekken grote

struiken los.

 

Ze hebben grote tanden

en een lange snuit.

Daarmee blazen

ze ook dit verhaaltje

uit.

Iedereen gaat voor je

aan de kant,

als je rijdt op zo’n grote

Olifant!

 

 

Dit dier

komt heel vaak

op de buis.

Was bij Prins Bernhard

kind aan huis.

Daar hing zijn foto aan de wand.

Genomen in een heel ver land.

Daar kluift hij aan

een bamboespruit

en

lacht er alle mensen uit.

Hij roept:

“Wie ben ik ook alweer?’’

“Juist, ja de beroemde Pandabeer!’’

 

 

Dit dier leeft

in de woestijn.

Al die hitte

vindt hij fijn.

Als het even kan,

ligt ‘ie trots

te zonnebaden

op een rots.

Zie, daar glijdt

hij in het rond,

door het hete zand.

Dat lijkt niet gezond.

Kom je als mens te dichtbij,

dan is dit dier helemaal

niet blij.

Hij laat zich horen:

“Ik ben niet bang,

want ik ben een echte Ratelslang.’’

 

 

 

Wat scharrelt daar door het gras?

Ik zou niet weten wat het was.

Denk dus even met me mee.

Dat doe je beter met zijn twee.

Wat is het eerste, dat je ziet,

dat zijn zijn grote stekels,

is het niet?

Zijn hele lijf is er mee bezaaid.

Het is dus beter,

dat je ze niet aait.

Denkt een panter:

“Dat hapje is voor mij.’’

Even later is hij niet zo blij.

Hij rent piepend weg, de oerwoudreus,

met een stel stekels in zijn neus.

Waarschuwing, pak hem niet!

Grijp liever mis omdat het een

Stekelvarken is.

 

 

Onze wereld is al

heel erg oud.

Soms was het hier

ontzettend warm,

in andere tijden

heel erg koud.

Dan weer was ons land een heel groot bos,

jaren later lopen rendieren

op het bevroren mos.

In die hele lange tijd

raakten we ook dieren kwijt.

Gelukkig, sommige mensen

zijn ermee vertrouwd.

Zij hebben hen weer opgebouwd.

Ze zochten botten in de grond

en

maakten een soort plattegrond.

Nu zie je ze in het museum

staan.

Terwijl ze eeuwen geleden

zijn doodgegaan.

Iemand roept:

“Precies mijn ex.’’

Maar het is de

Tyrannosaurus Rex.

 

 

 

 

Overdag houdt deze vogel

zich schuil.

Ze verstoppen zich in schuren

of in een hele hoge boom.

Misschien wel bij de buren!

Maar ’s Avonds

als het donker wordt,

verlaten ze het nest.

En ook al is het nieuwe maan,

laat ze nu hun gang maar gaan.

Juist in het donker zien ze

opperbest,

neem dat maar van me aan.

Hun ogen draaien spiedend

in het rond.

Dus, muizen blijf liever onder de grond.

Loop je te flierefluiten in het bos,

dan ben je zo dadelijk nog de klos

en word je,

voordat je het wilt weten,

door een grote

Uil in één hap opgegeten!

 

 

Fier gefladder.

Voorjaarskolder.

Doldwaze kapriolen

om een vrouw.

Die overigens

rustig zit te wachten.

Wiegend op het

Vinkentouw.

 

 

Zoals de olifant

op de wallenkant,

is dit de reus der zee.

Ze worden wel 30 meter

lang

en zijn voor helemaal

niemand bang.

Gezien hun omvang

is het fijn,

dat het verstokte vegetariërs zijn.

Toch moet ik je vertellen.

Het klinkt wreed.

Er zijn landen waar men graag,

een broodje Walvis eet!

Deze vogel duikt

in de rivier.

Vangt er visjes,

maar niet voor z’n plezier.

Hij keert daarna vliegensvlug

met het eten naar zijn jongen terug.

Denk je bij een wandeling.

“Bah,

wat stinkt het hier

naar rotte vis.’’

Dan weet jij,

dat vlakbij

het nest van de

IJsvogel

is.

 

 

 

In Afrika,

wie had dat gedacht,

leeft een dier

met een

zwart met wit

gestreepte

vacht.

Het dier kan rennen

waar het wil.

Jij niet, want je woont

in de grote stad

en wandelt

dagelijks over een

Zebrapad.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten