HET
GETAL - Hoofdstuk 8
Hij
rukte wanhopig aan de gesloten deur. Maar dat had geen enkele zin.
Door die deur was de gewonde soldaat zeker niet verdwenen. Het
dilemma waarvoor hij stond was duivels en paniek lag op de loer. Op
dat moment kreeg zijn training de overhand. Hij zuchtte diep en
vermande zich. Zijn plicht gebood hem hier te blijven tot hij werd
afgelost. Dat zou zeker nog een paar uur duren. Tegelijkertijd moest
hij de Romein zien te vinden, die waarschijnlijk was weggevlucht,
toen hij het rumoer buiten had gehoord. Een echte dreiging ging niet
van hem uit, tenzij hij probeerde te ontsnappen om de citadel te
bereiken, die nog in Romeinse handen was. Maar dit zou de aandacht
van de bezetters trekken. Onderzoek zou volgen, verslagen naar Rome
gestuurd. De Orde opereerde in anonimiteit en stilte en wenste geen
inspecteurs op haar grondgebied. Dit zou de verhouding met de
Romeinse commandant verder vertroebelen. Zeker nu hij niet de
militaire macht bezat om een onderzoek af te dwingen. Hij zou om hulp
moeten roepen, maar dat betekende gezichtsverlies en schaamte. Het
hele complex zou in rep en roer zijn, als bekend werd, dat hij een
Romeinse soldaat had binnen gelaten.
Zijn
gedachtenstroom werd onderbroken door het geluid van voetstappen en
het geruis van mantels. “De wacht!”, flitste het door hem heen.
Het
volgende ogenblik vulde de kleine ruimte zich met een groep
jongemannen, gehuld in donkere mantels en tulbanden, die hun gezicht
verhulden. Ze stonden onder aanvoering van een oudere man, gehuld in
het blauw van de Orde. Op zijn aanwijzingen werd de poort geopend en
de groep verdween in het duister. Een van de wachters sloot de deur
af en nam er naast plaats. De oude man keek hem aan en knikte
geruststellend. “Je wacht zit er op. Volg me, er wordt op je
gewacht.” Met een snelheid, die niet bij zijn leeftijd leek te
passen, draaide de grijsaard zich om en verdween in het duister.
Het
kosste hem de nodige moeite te volgen. Een paar keer dacht hij de
aanvoerder van de wacht, kwijt te zijn geraakt. Gelukkig pikte hij
dan nog net een geluid of beweging op, die hem de weg wezen.
Uiteindelijk bereikte hij hijgend een binnenplaats, die nog het meest
leek op een paradijselijke tuin. Het groen overweldigde hem en hij
luisterde nieuwsgierig naar het geluid van fonteinen en waterlopen.
In het midden bevond zich een kunstmatig eiland, omringd door
lotusbloemen. Op het eiland stonden stenen banken, waarvan er een in
beslag werd genomen door een in trance verzonken vrouw. Het hoofd van
de wacht bracht fluisterend een boodschap en gebaarde tegelijkertijd
hem, om naderbij te komen. Het eiland was bereikbaar via een brug,
die in het niets leek te zweven. Zo'n grote constructie van glas had
hij nog nooit gezien. Schoorvoetend stak hij de brug over en knielde
achter de wachtcommandant. Terwijl hij zijn voorhoofd op het kille
marmer drukte, probeerde hij zich te ontspannen. “Ik zal de
opdracht uitvoeren.”, hoorde hij de commandant zeggen en hij hoorde
hem in de houding springen en vervolgens verdwenen zijn voetstappen
in de gangen. Het was nu zo stil, dat hij het geritsel van de vogels
in deze tuin kon horen. Dit leidde hem enigszins af van het besef,
dat hij een vrouw tegenover zich had. In zijn scholing en
werkzaamheden had hij niet met vrouwen te maken gehad. Het verbaasde
hem ook hier een vrouw aan te treffen. Het ontzag van de commandant
had in zijn stem geklonken.
“Je
kunt me aankijken.”
De
stem was harmonieus en dwingend. Hij hief zijn hoofd en keek in de
groene ogen van een jonge vrouw, die gehuld was in zwarte kledij, die
niet veel van de mannenkleding afweek. Op haar borst schitterde een
zevenpuntige ster, gemaakt van zilver of wit-goud. Dat was ook het
enige sieraad, dat ze droeg. Opeens besefte hij, dat hij haar
onbeleefd zat aan te staren, maar de vrouw doorbrak dit moment door
te glimlachen.
“Wachter,
je hebt goed gehandeld. Bedenk, dat je nooit alleen bent.
De
Romeinse soldaat is op de ziekenzaal in goede handen. Je hebt hem het
leven gered. Dat is een belangrijk moment in jouw leven. Het geeft
aan dat de energie, die in jouw vorming is gestopt, in vruchtbare
grond is gevallen. Er is in de Raad over gesproken en de Orde is
bereid je als leerling aan te nemen. Besef dat, voor je toestemt, en
dat zul je, dat dit een verbintenis voor de rest van je leven is. Dat
je die keuze soms zult vervloeken. Maar het zal je niet hinderen om
je opdrachten te vervullen. Intrede in de Orde betekent
dienstbaarheid. We dienen het licht.”
Haar
verhaal overweldigde hem. Natuurlijk hij leefde onder het dak van de
Orde en kende hij sommige leden van gezicht of van openbare lessen.
Maar ze bleven in mysteries gehuld en de meest bizarre verhalen waren
over hen in omloop. Deel uit maken van de Orde was een droom, die ver
buiten bereik had gelegen. Schrijver of klerk voor een gefortuneerde
koopman, dat had meer voor de hand gelegen.
Plotseling
werd hij zich bewust van de stilte, die al enige tijd om hen heen
hing.
Hij
verzamelde alle moed, die in hem was en keek in de ogen van de vrouw.
De vraag was duidelijk in haar blik besloten.
“Vrouwe,”,
stotterde hij, “De eer.” Meer kon hij niet uitbrengen. “Ik neem
aan, dat je hiermee ja bedoeld.” Haar stem was vriendelijk.
“Onderdeel van dit gesprek is ook het geven van een nieuwe naam.
Een naam met een rijke traditie en doordrenkt met inspiratie. Het
doorgronden van de betekenis ervan zou wel eens je hele leven in
beslag kunnen nemen. Schrikt je dat af?”
“Nee,
Vrouwe.”, zei hij zo beslist mogelijk. Het vrouwelijk lid van de
Orde stond op en boog zich over het rimpelloze water. Haar hand vulde
zich en ze liep langzaam op hem toe. Automatisch boog hij voorover en
voelde haar aanwezigheid. “Je naam zal Johannes zijn.” en ze liet
een aantal waterdroppels op zijn hoofd druppen. “Draag deze naam
met waarde en eer. Welkom in de Orde.”
Zijn
nieuwe naam kwam hem vreemd bekend voor en allerlei vragen borrelden
in hem op. Maar toen Johannes opkeek, bleek dat de vrouw was
verdwenen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten